maandag 19 november 2012

Tien klassieke drama's, kort en goed.

Deze recensie is geschreven voor Amphora, tijdschrift voor gymnasiasten.

“Gelukkig, ze hebben normale kleren aan”, zegt de ene KCV'er tegen de andere terwijl de zaal volloopt. En inderdaad, de drie spelers van Aluin staan in alledaagse kleding, ontspannen het binnenkomende publiek groetend op de vloer. Er is geen decor behalve twee stoeltjes en een tafel, en een klein rood koffertje. Tien klassiekers in één uur belooft Theatergroep Aluin ons. Kan dat eigenlijk wel? En kun je dat überhaupt wel maken ten opzichte van die werken? Het zal mij – zo'n zes jaar geleden deed ik eindexamen in Euripides, inmiddels ben ik bijna afgestudeerd als dramaturg – benieuwen. 
 
De woorden die een recensie van deze voorstelling in elk geval zou moeten bevatten zijn 'sneltreinvaart', 'lach-of-ik-schiet' en 'to-the-point'. Zo. Allereerst krijgen we de dramatische kern voorgeschoteld van een aantal Griekse tragedies: de hele 'Oresteia' van Aischylos (vanwege de ingewikkelde namen voor het gemak nog even herhaald in het Haags met hedendaagse archetypetjes als Jokertje, Kabouter en Matsoe-Matsoe) 'Oidipous' en 'Antigone' van Sofokles, 'Medea' van Euripides (“tien jaar jonger dan Sofokles, maar nog steeds al zo'n 2500 jaar dood”). Vervolgens gaan we over op Shakespeare. Het rode koffertje gaat open en met acht barbiepoppen wordt overzichtelijk het onnavolgbare 'Een Midzomernachtsdroom' uitgebeeld (pijnlijk genoeg vele malen grappiger dan de versie van het Nationale Toneel die dit seizoen ook speelt...). Als daarna 'Romeo en Julia' aangekondigd wordt klinkt van achter uit de zaal een nauwelijks onderdrukte “yes!”. Na 'Othello' en 'Hamlet' (of was het nu eerst 'Hamlet', dan 'Othello'?) nog 'Macbeth', en er wordt afgesloten met een goeie interpretatie van 'Julius Caesar'. Alles bij elkaar iets meer dan een uur, het is ze vergeven.

Het past eigenlijk niet om te zeuren bij zo'n energieke jubelvoorstelling waarin zoveel grappigs te zien is, maar 'Hamlet' vond ik zowel qua stuk als qua personage niet zo goed uit de verf komen. De plot werd uit de weg gegaan waardoor hij een karikatuur werd, maar dan niet met behoud van de kerneigenschappen, zoals bij de rest wel het geval is. Goed, genoeg mineur, want alles wel beschouwd is het werkelijke wonder van deze voorstelling dat er in het behandelen van tien klassiekers maar één dipje zit. Er is juist met verrassend respect voor de klassiekers gewerkt, en dat merk je. Het is natuurlijk slapstick en de voorstelling is enorm gezellig, terwijl de gebeurtenissen in de originele stukken veelal bij lange na niet gezellig zijn. Maar wanneer het originele materiaal gespeeld wordt, komt het binnen. De lachende en soms kletsende zaal werd stil op momenten dat er monologen en dialogen uit de klassiekers werden gespeeld. Dat zegt allereerst iets over de kracht van het materiaal, maar tegelijkertijd wordt het afgedwongen door het overtuigende spel van de spelers. 
 
Het is knap hoe de sympathieke spelers snel schakelen tussen klassiekers, tussen de taal van de oude auteurs en de taal van nu, tussen humor en tragiek. De voorstelling is flitsend gemonteerd en dat vereist techniek. Die is er, dus het resultaat is een beheerste en toch uitbundige voorstelling. Een goede introductie die uitnodigt tot verdere verdieping, en voor mij persoonlijk een prettige opfriscursus. Dus het antwoord op de vraag: 'kan het eigenlijk wel, en kun je het maken?' moet zijn: 'ja'. De klassieke teksten bewijzen hun dramatische waarde omdat ze in een humoristische samenvatting van telkens een paar minuten meeslepend kunnen zijn. Klassiekers als entertainment blijven toch wel klassiekers.
Voor de speellijst van 'Ken je Klassiekers' zie www.aluin.nl. De voorstelling is ook te boeken voor middelbare scholen. Verder speelt Aluin dit seizoen nog 'Medea unplugged', 'Oidipous unplugged' en 'Ken je Klassiekers II - De Bijbel'. 

donderdag 6 september 2012

Intelligente 'Medea' laat glashelder zien waar het om gaat


Elke regisseur die een Medea gaat maken, zal zich ten doel stellen haar gruwelijke kindermoord inzichtelijk te maken. Zo ook Thibaud Delpeut op het Zeeland Nazomerfestival, op locatie bij de oude vestingwand van Veere. Bij hem is Medea, beheerst en overtuigend gespeeld door Wendell Jaspers, geen uitzinnige barbaarse maar bedient zij zich van een griezelig onderkoelde rationaliteit. Via een gestileerde en geconstrueerde omweg, met naast delen uit de klassieke teksten van Euripides en Seneca ook verschillende stukken uit moderne teksten van onder anderen Heiner Müller en Sylvia Plath, komt de daad des de harder binnen bij het publiek.

“Terugtellen van tien”. Het Sarah-Kanemotief waarmee Delpeut zijn geconstrueerde Medea laat aanvangen, is de eerste bevestiging van mijn vermoeden dat we een klinische behandeling voorgeschoteld zullen krijgen van Euripides' tragedie over de mythische prinses uit het hedendaagse Georgië, die om haar Griekse Jason te helpen allerlei gruweldaden begaat tegen haar eigen familie en de zijne. De briljant gevonden achterwaartse opkomst van Jaspers maakt de geesten van het publiek rijp voor de associatieve waarnemingsmodus die van hen verwacht wordt. Wanneer deze inspanning geleverd wordt, wordt het publiek 'beloond' met een haarscherp inzicht in wat het betekent om tegen je wil geen kinderen te hebben, al dan niet door eigen actieve toedoen.

Het is deze thematische keuze die de zorgvuldig gecomponeerde voorstelling van zijn cement voorziet. In Euripides' versie komt de figuur van de Atheense koning Aigeus toevallig voorbijgelopen, die terugkeert van een bezoek aan het orakel van Delphi met de vraag of hij ooit nog kinderen zal gaan krijgen. Dit alles net nadat Medea met zichzelf heeft afgesproken dat áls er nog iemand langskomt bij wie ze haar toevlucht kan zoeken na naar daad, zij dan haar plan definitief zal gaan uitvoeren. Aigeus zweert dat hij haar onderdak zal verlenen, zich onbewust van wat zij van plan is, en Medea gaat voort. Delpeut schrapt terecht deze wel heel toevallige ontmoeting, maar bewaart wel de thematische portee ervan; het contrast tussen iemand die graag kinderen wil, en Medea die haar kinderen wil doden, komt in deze enscenering zelfs nog scherper naar voren. De min, die tot haar grote verdriet geen kinderen heeft kunnen krijgen, (vertolkt door Marlies Heuer met onder meer een prachtige en aangrijpende monoloog van Sylvia Plath), ziet namelijk Medea's kinderen alsof zij haar eigen zijn. Zij verlichtten haar pijn, verbittering, haar stigma van mislukte vrouw. Gevolg is dat we in Delpeuts Medea nog een misdaad op het conto van de protagoniste kunnen schrijven: zij verwoest het leven van de min.

De verklarende kracht voor Medea's wandaden wordt in deze voorstelling niet zozeer getoond aan de hand van de voor de hand liggende tegenstellingen waanzin versus verstandigheid, barbarij versus civilisatie, emotie versus rationaliteit en vrouw versus man. De problematiek wordt niet in scènes van samenspel, maar aan de hand van een schematische constructie inzichtelijk gemaakt. Medea handelt weloverwogen en rationeel, maar ten behoeve van de verkeerde waarden. We zien hoe zij deze waarden heeft verkregen. Daardoor wordt de strijd tussen Jason en Medea er een van een abstracter niveau; we zien geen mensen meer maar functionarissen in een groter waarden- en overtuigingensysteem. Dat leidt er soms toe dat het conflict hoewel zeer inzichtelijk, net wat minder invoelbaar is, op momenten waarop ik er wel naar verlangde. In één scène bijvoorbeeld mimen Jason en Medea een intiem en gewelddadig gesprek, terwijl we Jason en profil zien en Medea enkele meters verderop en face.

Het is dit korte moment waarop de constructie van de voorstelling wat al te schrander wordt, en het wordt gauw meer dan goedgemaakt door een genadeloze monoloog van Bram Gerrits die het politieverslag opzegt van een kindermoord die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Een minutenlang huiverend publiek krijgt ten volle de ernst van de zaak mee. Het is knap hoe deze vrije en zeer intelligente bewerking van Medea met niet voor de hand liggende middelen, zo dicht de literaire waarde van het origineel kan benaderen; een bijzonder waardige Medea.

dinsdag 28 augustus 2012

Bimbo van BvdS is een bad trip over de decadente lustbeleving in onze populaire cultuur

Al de binnenkomst bij BIMBO verraadt dat we hier niet te maken hebben met een reguliere voorstelling. Aan de basisvoorwaarden is gemorreld; we zitten niet frontaal, gericht naar een podium, maar in een U-vorm om de spelvloer heen. En dan niet met de blik op de vloer gericht, maar kijkend naar flatscreens aan de wand. We gaan dus zitten met onze rug naar waar het allemaal te doen is, in een wat onwennige en tegenintuïtieve theateropstelling. Na een aantal cijfers over onder meer vaginale correcties bij jonge meisjes, de boodschap dat Barbie door haar gewrichten zou zakken als ze een vrouw van vlees en bloed met dezelfde proporties zou zijn, en het citaat van Baudrillard over de hedendaagse onmogelijkheid van illusie vanwege de onmogelijkheid van het reële, zet het beruchte rapnummer My Neck, My Back van Khia in. Waarin de rapster haar minnaar verzoek haar langdurig te likken, zowel haar pussy als haar crack. De toon is gezet.
Wat volgt is ruim een uur aan langzaam opbouwende en uit de hand lopende R&B-videoclipachtige beelden, opgenomen in het midden van de zaal, live uitgezonden op de flatscreens. Het zou zonde zijn die beelden te gedetailleerd te beschrijven. Wat wel verdient vermeld te worden is dat de opbouw uitstekend is. De eredienst voor onze decadentie werkt; in het begin werd zelfs mijn overwegend homoseksuele oordeelsvermogen nog geprikkeld door de dansende dames in korset. Wanneer de bewegingen en de attributen meer en meer in de sfeer van schaamteloosheid en exploitatie komen, komt het daarbij horende schuldgevoel in elk geval bij @Toneelrecensies opzetten. Ook is het interessant te merken dat in het begin het harde werk van de performers achter ons nog de aandacht trekt, we horen ze hijgen en als we ons omdraaien zien we ze zweten, maar na verloop van tijd zitten de toeschouwers als gehypnotiseerd en geboeid (als in Plato's grot?) te staren naar de afgekaderde, gefilmde 'idolen' op de tv's.
De opstelling, gecombineerd met de niet-verhalende beeldontwikkeling doet de vraag rijzen in hoeverre we hier met theater zoals we dat kennen te maken hebben, en in hoeverre met een meer museale uiting in de theaterzaal. BIMBO leent stijlmiddelen uit de genres van videokunst en installatie. En hoewel nepheid en ontmenselijking perfect binnen het thema passen, ervoer ik de afwezigheid van de worsteling van een 'echte', 'normale' vrouw met de aan haar door de beeldcultuur gestelde verwachtingen in de voorstelling wel als een gemis.
We kijken naar geobjectiveerde vrouwenlichamen, en het verdwijnen van de menselijkheid uit de lichamen in de voorstelling door middel van absurde en hyperbolische stijlfiguren is naar. En vervreemdend. Het geeft ook te denken over de triviale wijze waarop ons schoonheidsideaal zich heeft ontwikkeld. Wanneer en waarom zijn zoetigheid en de snoepwinkel metaforen geworden voor vrouwelijke seksualiteit? Vertrouwde geërotiseerde symbolen van de onschuld zoals de lolly verliezen bij BIMBO hun vertrouwdheid. En dat is misschien wel eens een keertje goed. We hebben een ontwikkeling van Lollipop van The Chordettes naar Candy Shop van 50 cent voorgeschoteld gekregen in onze populaire cultuur. Boogaerdt & Van der Schoot stellen met BIMBO de vraag hoe lang we nog de gespeelde onschuld als onschuldig kunnen beschouwen. Een actuele en relevante vraag die een beroep doet op persoonlijke waarden in een tijd van liberalisme. Spannend politiek bewegingstheater dus. Knap, en niet alleen maar leuk.
  • BIMBO is 6-8 september tweemaaldaags te zien op het TF, in Bellevue. Ga dat zien!

zaterdag 25 augustus 2012

Boermans' Midzomernachtsdroom geeft hoofdrol aan bijzaken en mist daardoor zeggingskracht

Midzomernachtsdroom van het Nationale Toneel is geen slecht toneelstuk. Laat dat allereerst gezegd zijn. Er is een goed decor met een indrukwekkend changement, we zien een topcast met veel plezier het stuk brengen. Er is hard gewerkt aan een degelijke toneelavond en het publiek verveelt zich dan ook geen moment. En toch lijkt er een gat te gapen in de voorstelling; de puzzel lijkt niet gelegd. Na lezing van deze recensie zal lijken alsof Theu Boermans de plank volledig heeft misgeslagen. Dat is niet zo. Hij heeft alleen de pech dat ik zijn Midzomernachtsdroom zal bespreken als voorbeeld van hoe het níet moet. 
 
Shakespeare's komedie uit het laatste decennium van de 16e eeuw kent drie in elkaar vervloeiende werelden: de werkelijke, de fictieve en de droomwereld. In de realiteit van het toneelstuk is het de vooravond van het verstandshuwelijk van Theseus en Hippolyta. De voorbereidingen daarvoor worden verstoord door de liefdesperikelen van vier jongelingen. Een aantal werklui bereidt de opvoering van een toneelstuk op het huwelijk voor; zij worstelen met het in het leven roepen van een fictieve wereld. In het bos buiten de stad, waar zij repeteren en waar de jongeren elkaar achterna zitten, komen ze allemaal terecht in een gedroomde wereld waarin een elfenkoning Oberon en zijn koningin Titania ruzie maken om een page. Zo heftig, dat de seizoenen ervan zijn stilgevallen. 
 
Gedurende het verloop van de handelingen vindt er een groot aantal metamorfosen plaats. Een van de werklui die proberen te transformeren in hun rol verandert in plaats daarvan in een ezel, de jongelingen trekken elkaars kleding aan en het elfenkoningspaar heeft verdacht veel weg van Theseus en Hippolyta. Ook Theseus' assistent Philostrates verandert in de droom in Puck, een elfenbediende van Oberon. Het is met deze twee voorname eigenschappen van het stuk; het uiteenvallen van de wereld in werkelijkheid, fictie en droom, en het voorkomen van veelvuldige metamorfosen dat het duidelijkst wordt dat Boermans' enscenering inhoudelijk tekortschiet. Er lijken in de voorbereidingen van de repetities geen vragen gesteld te zijn over mogelijke betekenissen of interpretaties van deze wezenskenmerken van het stuk. Het blijft onduidelijk wat de zeggingskracht is van de gelaagde wereld, en een statement over de metamorfosen, of een autonoom poëtische enscenering daarvan, ontbreekt al helemaal. 
 
Boermans is met zijn debuut bij het Nationale Toneel teveel uitgegaan van de vanzelfsprekende eeuwigheidswaarde van deze klassieker. Die is er natuurlijk, maar die garandeert nog geen geslaagde opvoering bij een ruim budget en getalenteerde cast en dito vormgevingsteam. Om telkens opnieuw theatrale relevantie te geven zal bij elke enscenering, ja haast bij elke opvoering opnieuw het wiel uitgevonden moeten worden, juist bij zoiets precairs als de dunne verhaallijn van een ruim vierhonderd jaar oude komedie. Het is tekenend dat wat er goed is aan deze voorstelling, dat eerder ondanks dan dankzij Shakespeare is. De visueel verbluffende storm, het grappige fysieke en gelaten spel van de werklui, Pierre Bokma met verve voorop. Het is pas in hun amateuristische poging tot het opvoeren van een liefdesstuk aan het einde van de voorstelling dat er personages van vlees en bloed te zien zijn. Dat zegt wat over de kansen die zijn laten liggen in de hoofdlijnen.